Na het succes (relatief dan) van hun eerste studio-album "Big Four", is deze "Big Four Live" een welkome aanvulling. De band bestaat uit een op het eerste zicht wat vreemde verzameling muzikanten : Max Nagl op sax, Steven Bernstein op trompet, Noël Akchoté op gitaar en Bradley Jones op bas. Nagl is Oostenrijker, en vooral gekend van zijn meer avant-garde initiatieven, net zoals de Franse gitarist. Bernstein is een goede mainstream trompettist, maar vooral een knap arrangeur en breder gekend van zijn Diaspora CDs op het Tzadik label. Brad Jones is een Amerikaan die bas speelt bij de bands van Don Byron, Marc Ribot, Elvis Costello, Sheryl Crow en anderen. En het klikt perfect tussen deze vier heren omdat ze door hun technisch kunnen ongeveer alle jazz-genres en subgenres aankunnen en dat hier tentoonspreiden met veel tongue-in-cheek en spelplezier. De hele jazz-geschiedenis wordt er doorgehaald, van traditionele 12-bar blues, over New Orleans swing, bop, hardbop, maar dan telkens gebracht door een intimistisch free-jazz kamerensemble, dat bij momenten swingt als de pest. Elk nummer begint altijd met strak voorbereid samenspel, kwestie van de lijnen uit te zetten, en dat op zich is al leuk, want de melodieën en de perfecte uitvoering zijn al een plezier om te horen, maar het wordt natuurlijk nog leuker als ze met de thema's gaan spelen, die vervormen, naar elkaar toegooien en teruggekaatst krijgen. Dat het leeuwendeel van de nummers uit Bernsteins pen komen, hoeft niet te verrassen, hij heeft zonder enige twijfel de diepste kennis van de jazz-geschiedenis, maar dat hij als trompettist deze vrijheid en bijwijlen zelfs avant-gardistisch spel aan zou kunnen, verrast me. Maar het omgekeerde kan ook worden gezegd van Nagl en Akchoté : hun kennis van het klassiek idioom en het vlot gemak en plezier waarmee ze de meer mainstream stukken aanpakken is echt leuk om horen. En dat vindt het publiek ook, dat gepast enthousiast juicht en klapt, en misschien nog het hardst na het lange, aanstekelijke "New Viper Dance", waarin Jones de kans krijgt om zijn basgevoeligheid te tonen tijdens een lang solo. De "Teahouse Tango" begint met wat avant gitaargekraak van Akchoté, dat door de andere drie na een tijdje met unisono stoten tot ritme gebracht wordt, maar ergens onbegrensd blijft hangen. "Big Four" is misschien nog het mooiste nummer, moderner qua melodie, meer free, het gevoeligst, met prachtige door elkaar slingerende solo's van de blazers, terwijl Jones ritmisch ondersteunt, vol afwisseling. "Muddy" evolueert van een jazzy tune naar een Muddy Waters ode, met Akchoté die een mooie solo op de traditionele pentatonische blues toonladder speelt, tof, leuk, knap, en de ondersteuning van bas en blazers is simpel maar doeltreffend. Kortom, het vakmanschap, het samenspel, de veranderingen in tempo en ritme, het terugkaatsen van de thema's, het spelplezier, de call-and-response, het citeren uit de jazz-geschiedenis : dit is allemaal snoep voor de oren, een album om van te genieten.
For the English version, click HERE
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment