Saturday, June 30, 2007

Nels Cline Singers - Draw Breath (Cryptogramophone, 2007) ****

Ik blijf me verbazen dat CD's op dag één van hun officiële verschijning al op Emusic.com te downloaden zijn, tegen een fractie van de prijs van de CD in de winkel. Ik neem aan dat de platenmaatschappijen hier wel hun voordeel uit zullen halen, anders zouden ze het niet doen. Voor de muziekfan is dit wel een plezier, zeker als ze niet in de Verenigde Staten wonen, want de beschikbaarheid van nieuwe CD's laat in Europa soms te wensen over, maanden, zo niet een jaar later, als ze hier al worden verdeeld. Deze is er één van, net als vele van mijn CD's overigens.

Nels Cline hoeft nog amper voorgesteld te worden : hij is de gitarist van de populaire Chicago rock band Wilco, maar daarnaast heeft hij nog een hele reeks albums op zijn actief, met zijn eigen bands, maar ook met anderen, zoals met zijn broer, de drummer Alex Cline, of ook nog zijn onvolprezen ode aan John Coltrane's Interstellar Space met Greg Bendian.

Op dit album speelt hij samen met de bandleden van zijn Nels Cline Singers, hoewel er geen noot gezongen wordt : Devin Hoff op bas en Scott Amendola op drums. Dit is een modern jazz gitaar trio, met heel wat rock-invloeden, en het trio schrikt er niet voor terug om er hard tegenaan te gaan. Recht voor de raap, rechtoe-rechtaan, maar zonder te vervallen in eindeloze masturbaties van de beginnende gitaristen. Nee hier wordt muziek gemaakt, met visie, met composities, met ritmewisselingen. De CD begint traag en dreigend met "Caved-in Heart Blues", zachte harmonische gitaarakkoorden ondersteund door enkel de basdrum, halverwege het nummer aangevuld met de bas dat overneemt, dan acoestische gitaar en dan komt uit de verte een scheurend blues gitaarsolo, met reverb en chamber knoppen voluit opengedraaid, terwijl de bas arco verder ondersteunt en elektronische geluiden opkomen en weer wegvallen. Gitaartrio? Inderdaad, maar met meer dan één gitaar in overdub en elektronica waar nodig. Maar dan eindigt de melancholie. Het tweede nummer begint meteen met jagend, nerveus jazzy zoekend gitaarwerk, met tegenritmes vanuit bas en drums. Cline is inventief, verrassend, valt bijna nooit terug op automatische piloot. Het derde nummer begint als een echt rock-nummer zonder vocals, maar kalmeert dan om de vloer aan Hoff te laten met zijn arco bas, om dan een vernietigend solo te geven waarvoor menig heavy metal fan zijn luchtgitaar zou bovenhalen, maar Cline zou Cline niet zijn als hij het niet abrupt afbrak voor wat zacht getokkel, om er dan weer een lap op te geven met de ganse band. En het blijft niet allemaal verschroeiend, er zijn ook nogal wat avant-garde dissonante stukken tussen, zonder ritme of melodie, er is ook wat echte fusion tussen, ook het zachtere tokkelwerk, alle genres kan je horen. Deze band doet het allemaal, ze doen het knap en ze hebben er verdomd plezier in, en vooral ze doen het binnen één muzikaal concept, er is geen nummer bij dat niet bij de rest van het album hoort. Sterk!

Luister naar representatieve sound samples

Caved-in Heart Blues
Attempted
Confection
An Evening At Pop's

For the English version, click HERE

The Claudia Quintet - For (Cuneiform, 2007) ****


Percussionist John Hollenbecks Claudia Quintet behoort tot een genre op zich : het houdt het midden tussen jazz, prog rock en kamermuziek. Het Claudia Quintet is aan zijn vierde CD toe ("four"?), met dezelfde band : Chris Speed op clarinet en sax, Matt Moran op vibes, Ted Reichman op accordeon, Drew Gress op bas en Hollenbeck zelf op drums. De composities zijn licht kabbelende rivieren met sterk repetitieve ondertonen, complexe interagerende melodielijnen en vaak wisselende ritmes. Het algemeen muzikaal effect is op zich belangrijker dan de solo's van de muzikanten. Die zijn er wel, maar ze dragen de muziek niet. Hier zijn geen emotionele uitbarstingen, geen scheurende saxen, geen ellenlange uitwijdingen. Het geheel zit strak in elkaar, met ongewone melodieën die over elkaar heen schuiven, met elk instrument dat nu samenspeelt, dan weer een ander muzikaal pad volgt, om toch weer in de melodie te vallen. Het vergt geöefende en sterk op elkaar ingespeelde muzikanten om dit voor elkaar te brengen, en het hoeft dan ook niet te verwonderen dat het Claudia Quintet bij elk album beter wordt, en Hollenbeck blijft creatief componeren. Eén van de sterkste stukken is "Be Happy", waar clarinet, vibes en accordeon unisono een repetitief thema blijven herhalen à la Philip Glass, als ondersteuning van een betoverend bass solo van Gress, dat dan evolueert naar een slepend en bonkend geheel met de ganse band. Het emotioneel sterkste stuk is "This Too Shall Pass", waarin de accordeon iele monotone klanken produceert, de arco bas en de clarinet de moeder van alle droefnis uit hun instrumenten halen, maar waarin vooral Matt Morans bluesy vibrafoon de show steelt. Maar het is niet allemaal kalm en rustig. Op het kortere en uptempo "Rug Boy" slaan de stoppen van de ritmesectie door, terwijl de clarinet en accordeon een trage melodie spelen. Hoewel dit album 100% Claudia Quintet is, zijn de melodieën en de composities nog ongewoner. Sterk!

Naar analogie van Ken Vandermark zijn alle nummers aan iemand opgedragen (vandaar uiteraard de titel "For"), zelfs één aan "all music teachers" en één "for you". 't Is maar dat je't weet.


Luister naar enkele sound samples :


I'm So Ficking Cool
Be Happy
Rug Boy
This Too Shall Pass

For the English version, click HERE

Thursday, June 28, 2007

Klanklandschappen en klanksculpturen : avant fusion op zijn best

In het Engels wordt van "soundscapes" gesproken voor rustige muziek die bestaat uit lange passages, waar de instrumenten eerder klanklagen opbouwen om een gevoel, een stemming op te bouwen, naar analogie met het woord "landscape", lage horizon, horizontale lijnen, traag voortdrijvende wolken. In het Nederlands zou je van klanklandschappen kunnen spreken. Daarnaast moet er ook zoiets bestaan als klanksculpturen (of klankhouwwerken?), die eerder vertikaal dan horizontaal liggen, met veel grotere verschillen in intensiteit, meer hoeken en kanten aan, weinig regelmaat. Pas deze twee vormen toe op nieuwe postmoderne jazz met elektronische inslag en zware postproductie en je krijgt een idee, maar toch nog zowat bij benadering van de twee onderstaande werken. Andere gelijkenis is de bezetting : gitaar, sax, piano, bas, drums. En op de piano : 2 x Craig Taborn, en niet toevallig.

David Binney - Out Of Airplanes (Mythology Records, 2006) *****


David Binney heeft al een paar interessante postmoderne jazz-albums gebracht, met nogal wat rock en zelfs country-invloeden, maar de vorige lagen nog dicht aan tegen de mainstream jazz. Nu zet hij een stap verder, met rustige, jazzy, en vaak op rock-harmonieën opgebouwde muziek. Rustig, maar complex en knap in elkaar gezet, met mooie, luchtige, en intense melodieën. Naast Binney op sax, zijn er niemand minder dan Bill Frissell op gitaar, Eyving Opsvik op bas (ook zijn solo-albums zijn een revelatie), Kenny Wollesen op drums en Craig Taborn dus op keyboards. Binney neemt risico als componist, laat veel ruimte (vandaar de titel), melodieën, harmonische ondersteuning en ritme zijn aanwezig, maar vallen geregeld weg, en de ruimte die vrijkomt, wordt opgevuld met langgerekte solo's. Nummers zoals "Jan Mayen" zijn hartverscheurend, op een trage melodie brengen zowel Binney als Frissell solo's in de hoogste registers van hun instrument, jankend en huilend. Maar ook op de titelsong is dat het geval, eerst een mooie melodie, dan enkel nog gitaar en sax, dan melodie met de bonkende drums van Wollesen als ondersteuning. "The Forgotten Gem" is helemaal soundscape, met elektronica die een permanente basistoon aangeeft, met licht gitaarspel er bovenop en licht geroffel eronder. Ik ben nooit uit een vliegtuig gesprongen, maar als de muziek qua gevoel maar in de buurt komt, lijkt het me meer dan de moeite waard. Dit is leuke, luchtige, frisse, pretentieloze muziek. De beste van Binney tot nog toe.


David Torn - Prezens (ECM, 2007) ****

Prezens van David Torn is andere koek. Hier word je meegetroond door een luisterervaring zoals je er nog niet veel zal hebben gehad : dit is jazz die ingespeeld is, dan in stukken gesneden en opnieuw gemonteerd in de studio, minutieus, met enorm veel aandacht voor detail. Teveel zelfs voor een eerste beluistering. Elk nummer brengt om de haverklap nieuwe insteken, nieuwe ritmes en melodische structuren, alsof je zelf rond een standbeeld wandelt : het is hetzelfde beeld, alleen bekijk je het telkens vanuit een ander perspectief. En soms gaat het hard. David Torn is een prima gitarist, maar het gaat het hem niet echt om de instrumenten, vaak is het ook moeilijk de gitaar van Craig Taborns orgel te onderscheiden. De andere muzikanten behoren ook tot de top : Tim Berne op sax, Tom Rainey op drums. Het begint traag en rustig, met gitaargetokkel en een bluesy orgeltje van Taborn, het cymbaalgekletter van Rainey en de ijle sax van Berne zijn wel de voorbode van een aanstormende dreiging, die dan met massaal rock-gebonk uit de zwaar vervormde gitaar van Torn spat. Effectbejag is hier aan de orde van de dag, en akkoord, het procédé is al vele malen gebruikt, maar het werkt nog, of toch bij Torn. In het tweede nummer is er wat tekst sampling op een repetitief marsritme. Esthetisch is "Structural Functions of Prezens" het mooiste van het album, vooral dan door het heerlijke saxspel van Tim Berne, die we kennen van zijn ellenlange improvisaties, maar hier van een zelden gehoorde ingetogenheid is, en dat blijft zo ondanks de sterk wisselende achtergrondmuziek, met onder andere een Tom Rainey die een verbluffend stukje powerplay ten beste geeft. Ook "Bulbs" staat vol van effecten, van rustige opbouw, dan wegvallen van de instrumenten, even solo gitaargetokkel dat werkelijk ontploft in een door waanzinnige feedback aangedreven gitaargejank zoals ik er sinds Hendrix geen meer heb gehoord. Effect? You bet! Hier zitten veel kunstgrepen in de muziek, veel chaos, veel elektronica, veel, heel veel pretentie, maar Torn biedt hier een muzikale tocht aan zoals je er dit jaar niet veel zal meemaken. Vergeet je muzikale heilige huisjes : ogen dicht en laat je meevoeren.

For the English version, click HERE

Wednesday, June 27, 2007

Triptych Myth - The Beautiful (Aum Fidelity, 2006) *****

In mijn zoektocht naar muziek die onder het radarscherm van de traditionele muziekrecensenten valt, kan ik met plezier Triptych Myth aanraden, een trio van Cooper-Moore op piano, Tom Abbs op bas en Chad Taylor op drums, een piano trio zoals je er zelden één gehoord hebt. Er zijn wat meer vertrouwde benaderingen tussen zoals het eerste "All Up In It" en het prachtige "Frida K. The Beautiful", maar dan begint de vervreemding. In "Trident" geeft de gestreken bas de lijn aan en geven piano en drums de ritmische ondersteuning, en dat is ook voor de rest van het album de grote kracht : dit is een echt en hecht trio, waar elk instrument op de voorgrond staat. Bas en drums hebben geen ondersteunende rol, maar staan samen met de piano op het creatieve voorplan, ze geven mee de richting aan, nemen initiatief, en eisen de aandacht op, zonder dat het een cacofonie wordt. En dat is de sterkte van dit album, het is vernieuwend, anders, maar toch sterk verankerd in blues, soul en traditionele jazz. "Pooch" is in dat opzicht een mooi voorbeeld : op een zachte basismelodie van de piano, gaat Chad Taylor op drums plots geweldig te keer, volledig in conflict met de piano, aanzettend tot een tempowisseling, maar toch valt het terug op zijn pootjes. Een album om veel te beluisteren.

Te downloaden via http://www.emusic.com/

For the English version, click HERE

Tuesday, June 26, 2007

Create (!) - A Prospect Of Freedom (Sounds Are Active, 2006) ****


Voor je begint te lezen, klik op deze link : Six Dreams Divided.

Dit is voorzichtige, niet opdringerige vrije improvisatie met sterk melodische inslag. De band, bestaande uit Orlando Greenhill (vocals, akoestische bas, percussie); Chris Schlarb, Raymond Raposa (elektrische gitaar, electronica); Lynn Johnston (clarinet, bas clarinet); Kris Tiner (trompet, bugel); Justice Constantine (drums, percussie), brengt een zeer breekbare mix van trage ritmes en aarzelende, aftastende instrumenten, die samen zoeken naar muzikale tekstuur en schoonheid, maar ook naar variatie in impact en effect. Cliché's moet je niet verwachten op deze CD, zowat alles wat je hoort valt in de categorie inventiviteit en creativiteit, ze hebben hun naam niet voor niets gekozen, en met succes, het algemeen effect is meer dan het beluisteren waard. Emotioneel word je heen en weer geslingerd tussen tederheid, melancholie, angst, verwarring, spanning, en zuivere esthetische verbazing, en dat soort effecten is waar het bij muziek om te doen is. Dit is geen muziek die het moet hebben van de kracht van de solo's of van de creatie van een basismelodie, wel van de gezamenlijke improvisatie als band, de verfrissende ritmes en invalshoeken, het creëren van nieuwe uitdrukkingsvormen. Is dit nu jazz? Ja, omdat de bezetting een typische jazz bezetting is, ja, omdat improvisatie en avontuur centraal staan, maar anderzijds staat dit ver van wat je van jazz verwacht. Mogelijke vergelijkingen : Tortoise, Mazurek, H.I.M. Dit is moderne muziek, punt. Schitterend, uitroepteken!

Te downloaden via http://www.emusic.com/

For the English version, click HERE

Monday, June 25, 2007

Mark O'Leary - Twee recensies : Awakening & Waiting

Mark O'Leary - Awakening (Leo Records, 2006) ****


Mark O'Leary is een Iers gitarist met al een hele reeks eigen albums op zijn actief, maar die jammer genoeg redelijk onbekend blijft, en dat is onterecht. Eén van zijn beste vorige albums is Levitation met Tomasz Stanko (trompet) en Billy Hart (drums), de moeite van het zoeken waard, maar zoek niet te ver, want Leo Records heeft al zijn CD's, inclusief hun volledige Braxton catalogus, uitgebracht op http://www.lulu.com/, waar je alles kan downloaden voor de democratische prijs van $ 5.49 per CD, en dan nog wel in "ogg-format". Wat wens je nog meer? De stijl van O'Leary is groots, met een klank die herinnert aan de John Abercrombie van de Homecoming of Getaway LP's, met een toonknop die helemaal dichtgedraaid is en de reverb volledig open, waardoor een zacht, warm maar tevens ruimtelijk gevoel ontstaat. Hoewel de muziek hier sterk verankerd is in de bop, vaak met walking bass en vaste ritmes, is ze tevens zeer open voor nieuwe vormen, met akoestische intermezzi, met rock en freejazz invloeden, maar redelijk toegankelijk alles bij elkaar. "Intiem en vederlicht" zijn misschien de adjectieven die deze muziek het best omschrijven, kwalificaties die zeldzaam zijn in vrije improvisatie, maar vergis je niet, dit is avontuurlijke muziek, vol spanning, en in nummers zoals "Melting" wordt de atmosfeer donker, somber en zenuwachtig, zonder dat de twee vernoemde kwalificaties verdwijnen. O'Leary is een zeer goed gitarist, met een zeer subtiele toets, zowel in de arpeggio's als in de snelle solo's, maar zijn sterkste kracht is de eenheid van klank en muzikale visie die hij creëert. Het vraagt heel wat muzikale en compositorische vaardigheden om met een trio de aandacht vast te houden, maar deze band slaagt hier wonderwel in.

Luister naar sound samples :
Bello Corazon
Last Light

Mark O'Leary - Waiting (Leo Records, 2007) *****


En O'Leary stopt dus niet met sterk materiaal uit te brengen (en opnieuw, dank je Leo om al die CD's op http://www.lulu.com/ te plaatsen, zodat deze muziek fysiek en financieel toegankelijk wordt voor ons muziek fanatici). Op dit album gaat O'Leary werkelijk nog een hele stap verder dan op zijn vorige, in een trio met Cuong Vu (trompet) en Tom Rainey (drums), beide uitzonderlijke muzikanten met hun eigen stijl en benadering, en ze blijken een perfecte keuze te zijn geweest voor O'Leary's elegant en avontuurlijk project. Dit album is opgedragen aan Samuel Beckett, de Ierse toneelschrijver van onder andere "Waiting for Godot", van wie de honderdste verjaardag van zijn geboorte in 2006 werd herdacht. Beckett was een pionier van het absurd en surrealistisch theater van de na-oorlogse periode, die godsdienst, de zin van het leven en de zogenaamde maatschappelijke waarden in vraag stelden en de onmogelijkheid van reële communicatie tussen individuen centraal plaatste. Maar als er nu één ding absoluut wel fantastisch is op dit album, dan is het wel de sublieme communicatie en samenspel van dit trio. Het titelnummer "Waiting" begint met akoestische gitaar, waar de trompet een mooi en zacht solo aan toevoegt, verwachtingen creërend die nadien anders zullen uitdraaien. Het gaat hier niet over dissonantie of naast elkaar praten, wat je zou kunnen verwachten van een aan Beckett opgedragen CD, maar het is het omgekeerde, namelijk zeer strak samenspel tussen drie topmuzikanten. Dit wordt nog beter geïllustreerd in het tweede nummer. "Endgame" is een strakke compositie, met zenuwen onder hoogspanning en een sterke tonale "attack" van de trompet, waar tegenover O'Leary kwetterende contrapunt op zijn elektrische gitaar biedt, opnieuw met een zeer diepe toon, en prachtig ondersteund door Rainey. Het derde stuk "Lucky" brengt het soort esthetiek dat je bij ECM verwacht, sterk gestyliseerd, beelden oproepend van wijd open ruimten, maar de zaken worden wilder in "Mr. Krapps Neurosis", met krijsende trompet en hogesnelheid gitaarspel met full distortion, en de weg naar waanzin en verwarring wordt nog groter met "Assumption", waar elektronische effecten en echo het e-bow spel op de gitaar versterken. En zo gaat het verder, zich dieper en dieper wagend in nog nooit betreden muzikaal terrein, muziek creërend met hoge energie en hoge intensiteit zoals ik er in de voorbije jaren niet heb gehoord, en dat alles met een duidelijke en coherente muzikale visie, met tevens een prima evenwicht tussen kalme en snelle momenten, hierdoor een sterk gevoel van diepte en variatie creërend. Want ook op de kalme nummers, zoals "Godot", is de intensiteit zeer hoog, met trompet en gitaar die klinken als communicerende walvissen, met langgrerekt eindeloos droevig gejank en gehuil, terwijl Rainey hen in vierde versnelling ondersteunt, en wat je denkt vrije improvisatie te zijn, blijkt dan perfect georchestreerd en getimed. Wonderlijk. Zonder enige twijfel wordt dit één van de beste albums van het jaar. En nog iets : van de beste nieuwe CD's die ik de laatste tijd hoorde is Tom Rainey de drummer (bij Tim Berne, Mark Helias, David Torn, Brad Shepik, Tony Malaby), en dat is ook geen toeval.


Luister naar sound samples uit Waiting

Waiting
Endgame


For the English version, click HERE

Sean Noonan - Stories To Tell (Songlines, 2007) **

Als je ziet dat op een CD hedendaagse topmuzikanten als Marc Ribot, Jon Madof, Jim Pugliese en Mat Maneri samenspelen met onder andere de Afrikaanse zanger Abdoulayé Diabaté, dan denk je "dat gaat vonken geven", en misschien waren mijn verwachtingen te hoog gespannen, want dit is halfwarme, om niet te zeggen lauwe, troep. Het basisconcept van percussionist Sean Noonan was misschien te ambitieus : keltische en Afrikaanse muziek, pop en jazz met elkaar vermengen. Deze CD brengt inderdaad een mix van al deze genres, maar zonder enige authenticiteit, alsof elke scherpte die een mogelijk samengaan zou kunnen verhinderen eruit is gelaten. Je verwacht spetterende ritmes, climactisch samenspel, frisse botsingen, emotionele uitbarstingen, maar niets van dat alles, dit is muziek voor bij de koffie, en dan nog. Ok, toegegeven, af en toe is er eens een scheurend gitaarsolo, maar so what. De muzikanten zijn goed, dat is zo ongeveer alles wat hierover kan worden gezegd.


For the English version, click HERE

Sunday, June 24, 2007

Clean Feed - twee free improv recensies

John Butcher & Paal Nilssen-Love - Concentric (Clean Feed, 2007) **


Free jazz en vrije improvisatie zijn vaak te vergelijken met koorddansen. Als je een stap te ver zet, val je in de diepte, en dat is eigenlijk met deze CD het geval. John Butcher (sax) en Paal Nilssen-Love (drums) zijn prima muzikanten, die al een lange track record hebben in de meer vrije vorm van jazz, maar deze CD is voor mij net een stap te ver. OK, ze halen uit hun instrumenten zo ongeveer elke klank die er in zit, en meer, en hun reactiesnelheid en samenspel is sterk, maar muzikaal betekent het allemaal niet zo veel, ze bouwen niets op en ook de emotionele component is ver zoek. Dit is misschien leuk voor de muzikanten, maar als luisteraar ben je er niet bij betrokken. Het Clean Feed label is niet bevreesd voor risico. Hopelijk vinden anderen dit leuk.



>Russ Lossing, Mat Maneri, Mark Dresser - Metal Rat (Clean Feed, 2007) ****


Een al even risicovolle CD, en al even free improv en al evenzeer uitgebracht bij Clean Feed, is "Metal Rat", een album van pianist Russ Lossing, met Mat Maneri op viola en Mark Dresser op bas. De muziek is op zijn minst ongewoon, met bevreemdende soundscapes die van begin tot eind een donkere dreigende atmosfeer creëren. Het grote verschil met het hierboven besproken album is dat hier muziek ontstaat, en zelfs al is het geen eenvoudige luisterervaring, deze heeft visie, en schildert een auditief maar abstract canvas, dat avontuurlijk is en de luisteraar opslokt in iets nieuws, iets opwindends, met verrassende wendingen en bochten. De muziek zuigt je in een andere wereld, pointillistisch en microtonaal, zonder dat de luisteraar maar houvast krijgt in enig melodisch of ritmisch patroon, maar de algemene geluidssculptuur is meer dan het beluisteren waard.

Download Metal Rat


For the English version, click HERE

Jason Lindner - Ab Aeterno - (Fresh Sound World Jazz) ***

Jason Lindners debuut, Ab Aeterno, brengt een sprankelende combinatie van jazz en wereldmuziek, in een trio met Omer Avital op contrabas en oud, en Luisito Quintero op alle mogelijke percussie-instrumenten. Lindner zelf speelt piano, met af en toe melodica en mbira. De muziek zelf is vederlicht, verwant aan kamermuziek, met speelse invloeden uit het Midden-Oosten, Afrika en Latijns-Amerika. Maar ook Monk en Bud Powell komen mee over de schouder kijken. Monk en Bach zelfs samen in het licht klassieke "Song for Amos", Bud Powell in "Sure Thing/Glass Enclosure", een mix van twee Powell composities. Op het repetitief ritmische "Montserrate" wordt de piano vervangen door een melodica, en de bas door oud. Lindner is een prima pianist en componist, de melodieën zitten harmonisch en ritmisch prachtig in elkaar, maar het is allemaal zeer beheerst en loopt zelden op een climax. En dat heeft misschien te maken met de speelstijl van de pianist : eenmaal hij een basismelodie in zijn linkerhand heeft, wijkt hij er weinig van af, waardoor het geheel wat vlak overkomt. Anderzijds is de lichtdansende combinatie van piano, bas/oud en handpercussie zo fris en de composities zo onmiddellijk toegankelijk dat ze ideale muziek zijn voor deze zomerse zondachochtend.


For the English version, click HERE

Klik hier voor sound samples

Monday, June 18, 2007

Mikolaj Trzaska - Kantry (Kilogram Records, 2007)****


Mikolaj Trzaska is een muzikant die ruimtere bekendheid verdient. Hij is niet alleen een uitstekend saxofonist, maar ook een componist die niet bevreesd is om risico's te nemen in het zoeken naar een nieuwe expressievere muzikale taal, zonder daarom afstandelijk experimenteel te worden of luisteraars op de vlucht te jagen. Hij heeft al enkele uitstekende sax trio albums op zijn actief staan samen met de broertjes Marcin en Brad Oles, vooral dan"LA Sketch Up" en "Mikro Muzik", beide ook uitgegeven op hetzelfde Poolse Kilogram Records. Op deze albums klinkt jazz zoals je die zelden zal gehoord hebben, zacht, gesofisticeerd, maar tegelijk rauw, creatief en vol spanning. Interessant. Trzaska heeft ook veel voor theater en televisie geschreven, en dit album valt eerder in die categorie. Oorspronkelijk was deze muziek besteld voor een internet radio toneelstuk, maar het muzikaal project werd sinds de uitzending meer dan licht gewijzigd. De basisinput komt niet langer van het toneelstuk, maar van losse stukken achtergrondgeluid en conversaties die door de theaterauteur werden opgenomen tijdens een reis door de Balkan in Slovenië, Bosnië en Herzegovina. De dictafoon nam ongeveer alles op wat kon worden opgenomen, en je hoort straatgeluuiden uit Sarajevo, gesprekken in een bar, de muezzin die oproept tot het gebed, maar ook kerkklokken, blaffende honden, autodeuren die dichtslaan, enz. Dwars door deze omgevinggeluiden weeft Trzaska muziek in zijn eigen stijl, vaak solo, of lichtvoetig begeleid door accordeon, soms door orgel, soms bas of drums, maar nooit met de hele band samen. Dit is ongewone muziek, soms bizar ("Barbarian's Child"), soms van extreme schoonheid ("The Silence of Fish"), maar altijd luchtig, open en toegankelijk. En wat deze CD echt krachtig maakt is de manier waarop de menselijke emoties worden blootgelegd : pijn, verlangen, verwarring, angst, nostalgie, vreugde ... En dat je geen barst snapt van al die Slavische talen doet er eigenlijk niet toe. Laat je gewoon meevoeren op deze reis en luister dan de breekbare ziel der mensheid, een ietsje uitdrukkingsvoller gemaakt door Mikolaj Trzaska.

Click here for audio samples


For the English version, click HERE

Saturday, June 16, 2007

Chicago Underground Trio - Chronicle (Delmark, 2007) ****


Het Chicago Underground Duo/Trio/Quartet kent twee vaste waarden : Rob Mazurek op cornet en Chad Taylor op percussie. Jeff Parker speelde in vorige configuraties af en toe gitaar en Noel Kupersmith was de bassist van dienst, maar die is nu voor dit trio vervangen door Jason Ajemian. Een echt trompet/bas/drums trio is het evenmin want elke muzikant heeft nog een assortiment bijkomende instrumenten, van de eenvoudigste zoals een bamboefluit, mbira of Chinees cymbaal, tot elektronica, computer en moogerfooterpedals. Het album brengt verslag van een transformatie in zes stappen : Initiation, Resistance, Power, Crisis, Transformation en Transcendence. En de muziek evolueert ook volgens die stappen. "Initiation" is een bas solo, op "Resistance" komt de percussie tegenwerk bieden, eerst gewone percussie, dan marimba, dan elektronica tot de bas stopt en de percussie tenslotte ook. "Power" begint licht met arco bas, en marimba en kleine percussie, rollend naar een dreigend gedrum, eerst ritmeloos dan sterk ritmisch, met de bas die hard tussenkomt, om een solide ondergrond te vormen voor ijle gedempte cornetstoten van Mazurek, nu eens rustig, dan weer jagend, evoluerend naar een trage bluesy melodie, die qua trompetstijl het midden houdt tussen Lester Bowie en Don Cherry, overgaand naar lichte percussie, een bijna-slaapliedje zo broos en lieflijk klinkt het, om dan te sterven in een elektronisch chaotisch gedreun van een vijftal minuten, en dan denk je "nu eindigt dit", maar nee, uit die chaos komt plots een licht dansend melodietje van trompet, arco bas en mbira, de echte finale van dit nummer dat ongeveer een half uur duurt. En zo gaat dat maar verder. De band neemt zijn tijd om de muziek te verkennen, te vervormen, nieuwe invalshoeken te bedenken, maar de structuur is wezenlijk, dit is vrije improvisatie langs vastliggende paden. Dit is avant-garde jazz of experimentele jazz zo je wil, maar dan wel met soul. Die bezieling hoor je het best in het laatste nummer "Transcendence", dat met een manisch repetitief ritme alle remmen losgooit, met Mazurek die boven dat hypnotisch gedreun van bas en drum absolute schoonheid uit zijn cornet tovert. Waarschijnlijk niet naar ieders smaak, maar de manier waarop deze groep nieuwe muzikale paden bewandelt is fantastisch. Mazurek verraste ons al in het begin van het jaar met The Exploding Star Orchestra, maar ook deze is schitterend.

Hieronder een promofilmpje van de bijhorende DVD (het laatste nummer Transcendence):



For the English version, click HERE

Friday, June 15, 2007

Matana Roberts Quartet - The Calling (Utech Records, 2007) ***


Goede punten en slechte punten voor het freejazz label Utech Records. De goede : ze bestaan en ze durven risico nemen. De slechte : de meeste opnames zijn live en van een opnamekwaliteit die je dezer dagen zelfs van live-opnamen niet meer verwacht. En dat is niet eigen aan deze CD, ook bij de andere is het zo. Tot zover het gezaag. Matana Roberts heeft nu haar eigen kwartet, na haar band Sticks & Stones, een sax trio, te hebben geleid voor enkele jaren. Hier wordt ze vergezeld van Taylor Ho Bynum op cornet, Thomson Kneeland op bas en Tomas Fujiwara op drums. Hier pakt ze een aantal klassiekers op, zoals Billy Holiday's "My Man", Sun Ra's "We Travel The Spaceways" en Armstrongs "Do You Know What It Means (to Miss New Orleans)", het laatste nummer verwijzend naar de verwoesting van orkaan Katrina. Deze band brengt prima freejazz, met veel openheid en creatief en intens samenspel, afgewisseld met rustige momenten, maar aarzelt evenmin om bij momenten de basismelodieën op een traditionele swing en bop-manier te brengen, of nog een speelse call-and-response tussen sax en cornet. Kortom een leuke trip door de jazz-geschiedenis, maar dan herdacht vanuit een vrij modern perspectief. Dat alles maakt het gebrek aan klankkwaliteit des te erger.


For the English version, click HERE

Thursday, June 14, 2007

Rob Brown Trio - Sounds (Clean Feed, 2007) ****


Rob Brown is één van die New Yorkse saxofonisten die free jazz losbandige toeterfeesten toch combineerde met melodie, ritme en gevoel, maar op deze CD lijkt hij wel tot rust en beheersing te zijn gekomen, begeleid door Daniel Levin op cello en Satoshi Takeishi op percussie. Zijn andere recente CD's (Radiant Pools en The Big Picture) zijn meer dan de moeite waard, alsook zijn samenwerking met William Parker en Matthew Shipp. Toegegeven, zijn alto kan ook hier nog huilen en krijsen en janken, maar dan op een ritmische en harmonische basis, met een herkenbare melodische structuur. De keuze van zijn band is niet slecht : de cello brengt een tweede stem die prominenter klinkt dan een bas ooit kan zijn, zowel arco als pizzicato, en Takeishi is een percussionist die de juiste accenten kan leggen, zonder daarom altijd een expliciet ritme te moeten houden. Het openingsnummer "Sounds, Part 1, Archeology" geeft meteen de muzikale visie van de band weer : een ingetogen unisono melodie tegen een traag tempo, als inleiding voor enkele scheurende solo's van Brown, een leuk improvisatiestukje om dan weer gezamenlijk te eindigen. Wat de muziek vooral biedt is ruimte en openheid. Het tweede nummer "Sounds, Part 2, Antics" biedt een meer abstracter gevoel, met een Mysterioso-achtige toonopbouw, het derde begint met een trage melancholische cello-inleiding en de sax van Brown ent zich daarop voor een lang solo dat perfect aansluit. "Stutter Step" ligt dan meer in het free-bop idioom van bijvoorbeeld zijn andere CD "The Big Picture", "Tibetan Folk Song" begint met een lange cello-percussie intro, en Brown improviseert dan prachtig op dit materiaal. De CD sluit af in rustige schoonheid. Wie had zoveel interne rust kunnen verwachten van Rob Brown, maar het is in elk geval een juiste keuze geweest, die niets moet inboeten aan creativiteit of muzikale eenheid.

For the English version, click HERE

Saturday, June 9, 2007

Oles/Trzaska/Oles/Cappozzo - Suite For Trio + (Fenommedia, 2005) *****


Beter laat dan nooit. Dit album is al twee jaar oud, maar nu ik het toch net op de kop heb kunnen tikken, lijkt een recensie wel nodig. Ik had eerder mijn waardering al uitgesproken voor de Poolse broertjes Marcin Oles (bas) en Bartlomiej Oles (drums), en op dit album zetten ze nog een stap hoger op de ladder van mijn waardering. Landgenoot Mikolaj Trzaska speelt sax en de Fransman Jean-Luc Cappozzo komt erbij op trompet. Cappozzo kende ik niet, maar hij is werkelijk heel goed in deze free omgeving, verrassend voor iemand die blijkbaar zijn muziek heeft geleerd in het leger. Dit is freejazz zoals ik ze graag hoor : vrije improvisatie op gestructureerde basis, creatief, ritmisch, zacht en intens. Luister maar eens naar het titelnummer : een trage unisono melodie van sax en trompet op een traag Oosters ritme, waar de trompet zich dan uit losmaakt voor een pracht van een solo, dan valt alles stil voor een bassolo van Marcin Oles, en geloof me, deze kerel behoort tot het beste van wat je kan horen vandaag, zowel pizzi als arco. Zijn toets is zowel elegant als krachtig, zijn improvisaties melodieus en creatief (ook zijn solo bas album "Ornette On Bass" is de moeite van het zoeken waard). "JLC" begint met solo trompet, dan valt de band in met wat dissonant samenspel, gevolgd door een kort arco bas solo intermezzo dat uitgroeit tot een thema dat zo uit de pen van Henri Texier zou gerold kunnen zijn. "Budmo" is een traag, droevig en somber nummer, dat fel contrasteert met het daarop volgende "5-5", een funkend ritmisch uptempo hoogstandje, met onder andere een knap duet van trompet en drums, en dat evolueert naar een bewerking van Ravels Bolero, met het gekende licht dansende ritme. Mikolaj Trzaska, op basclarinet, is de ster op dit nummer. Trzaska is zowat het omgekeerde van Brötzmann, een zeer gevoelig freejazz saxofonist, met fluwelen toon, die ook sterke uithalen kan doen, maar het blijft elegant. En dat woord typeert misschien het best deze band : elegant. Het laatste nummer "Urodzaj" begint met fluiten die een oerwoudsfeer creëren, met wat lichte trompetstoten, herinnerend aan probeersel van Don Cherry en Codona, en dan neemt Marcin Oles, met een wondermooie baslijn de band op sleeptouw voor een prachtige melodie met afwisselend de sax en trompet in unisono en contrapunt, mooi maar veel te kort, veel te kort. Deze muziek is vrij, maar zonder agressief te zijn, toegankelijk hoewel ze een zelden gehoorde muzikale benadering brengt. Iedereen met belangstelling voor jazz zou deze CD wel kunnen smaken. Ritmisch, melodisch, qua beheersing van de instrumenten, qua samenspel van de muzikanten : een feest. Niet te missen!

For the English version, click HERE

Joshua Redman - Back East (Nonesuch, 2007) ***


De zoon van Dewey Redman brengt op dit album hommage aan Sonny Rollins' Way Back West, het eerste sax trio ooit op plaat gebracht. Toen ik ze oplegde en de tonen van "The Surrey With The Fringe On Top" hoorde, vreesde ik het ergste, maar ik ben blijven luisteren, en dat tot mijn eigen tevredenheid. Het album begint nogal traditioneel, maar dat blijft niet duren. Al snel beginnen de Oosterse invloeden te muziek binnen te sijpelen, en dat blijft zo voor de rest van het album, met titels als "Zarafa", Coltranes "India", Shorters "Indian Song", "Mantra #5", "Indonesia". Ook twee songs van Rollins zelf worden gecovered. De CD blijft ook geen trio-bezetting hebben. Dewey Redman zelf speelde nog twee songs in voor zijn overlijden in september vorig jaar, en ook Joe Lovano en Chris Cheek doen mee. De bassen worden voorzien door Larry Grenadier, Reuben Rogers, Christian McBride en de drums door Ali Jackson, Brian Blade en Eric Harland, zowat de top van je vandaag te horen kan krijgen. Een knappe CD, met prima muzikanten en hecht samenspel, maar om echt aangrijpend te zijn had er toch iets meer risico genomen mogen worden.

For the English version, click HERE

Loren Stillman - Trio Alto Vol. 1 (Steeplechase, 2006) ***


Loren Stillman is een zeer goede saxofonist, met een krachtige, maar warme toon. Op deze CD wordt hij begeleid door Steve LaSpina op bas en Jeff Hirshfield op drums. Het trio waagt zich aan een aantal klassiekers uit de jazz, zoals "All The Things You Are", "Body and Soul", "What Is This Thing Called Love?", en andere, maar dan niet in de zoveelste uitgemolken versie van deze nummers, maar wel opnieuw gebracht, herleid tot hun essentie en dan weer opgebouwd, zijdelings benaderd en in de improvisatie opgenomen. Zo is de versie van "All The Things You Are" zoals in de beste freejazztraditie in het begin amper te herkennen (in de stijl van "probeer eens te raden wat ik nu speel"), maar dit is geen freejazz, wel moderne hedendaagse jazz die toegankelijk is zonder het te moeten hebben van de gekende melodie. Pas na zeven minuten in de tune begint hij het thema te spelen. De grote kracht van Stillman is dat zijn improvisaties gefocust zijn op de diepte van de song die hij brengt, en daardoor boeiend blijven. Dit is geen achtergrondmuziek. Maar Stillman is niet alleen natuurlijk : Hirshfield en LaSpina vullen hem perfect aan voor een leuk, enthousiast, knap album. Jazz met soul!

For the English version, click HERE

Giovanni Guidi - Indian Summer (CamJazz, 2007) ****

Af en toe zijn er mainstream piano ensembles die albums van een verbluffende schoonheid brengen, zoals "If" van Myriam Alter, "Le Pas Du Chat Noir" van Anouar Brahem of "L'Arbre Pleure" van Nathalie Loriers. Dit album ligt in dezelfde lijn : een kamermuziekachtige sfeer, sterke melodieën, strakke composities, spanning door knappe arrangementen, emotionele diepgang, veel variatie, en dit alles dicht bij huis, zonder pretentie. Dit is wat Amerikanen typische Europese jazz zouden noemen, maar zonder in het vaak breedsprakerige ECM-idioom terecht te komen. Ik ben niet dikwijls gewonnen voor jazz die netjes binnen de lijnen kleurt, maar de esthetiek van dit album overstijgt dit gebruikelijke euvel. Guidi is creatief genoeg om sterke composities te brengen én die ook in de uitvoering fris te brengen, ook als het covers zijn zoals Ornette Colemans "Round Trip". Guidi wordt vergezeld van Dan Kinzelman op clarinet en sax, Francesco Ponticelli op bas en Joao Lobo op drums. De muziek is soms visueel intens en speels zoals op "Il Campione", of droevig zoals op "September Never Comes", of dreigend zoals op "Windmill". Knap, fris.

For the English version, click HERE

Taylor Ho Bynum - The Middle Picture (Firehouse, 2007) ***


Taylor Ho Bynum is lang de trompettist geweest in de bands van Anthony Braxton, maar de muziek die hij hier brengt is niet te vergelijken, tenzij het belang dat aan compositorische structuur wordt gegeven. Ho Bynum wordt hier begeleid door een band met Matt Bauder (sax, clarinet), Mary Halvorson en Evan O'Reilly (elektrische gitaar), Jessica Pavone (viola en elektrische bas), Tomas Fujiwara (drums). "Brooklyn With An E", het openingsnummer, brengt een zeer luchtig verhaal, met de gitaar die een regelmatig dissonant patroon speelt, met drums en cornet die de ruimte opvullen. "Woods" begint met solo cornet en na ongeveer drie minuten valt de rest van de band in met pointillistische noten zonder samenhang waar de viola zich uit loswurmt om een treurige improvisatie te brengen. De cover van Miles Davis' "In A Silent Way" brengt een dieptreurige sax- en cornetsolo's boven dreigende percussie, gitaren en bas. Doorheen de CD brengt hij vele muzikale invloeden bij elkaar, ontrafelt hij ze en plakt ze dan als een collage terug in en op elkaar, maar dan op een abstracte manier, zonder dat je er nog iets in herkent. Telkens een thema aanzet, of een ritme, of een instrument, wordt het na korte tijd gestopt en vervangen door iets totaal anders. Dit brengt wel veel variatie, maar je verliest elk houvast. En het wordt absoluut vermoeiend op de duur... Er is wel eenheid van muzikale visie in de zin dat alle nummers in dezelfde lijn liggen, maar niet echt aan mij besteed.

For the English version, click HERE

Cooper-Moore - Digital Primitives (Hopscotch, 2007) ****


Wat is dit? Absoluut een nieuw pad in de benadering van jazz. Free-jazz pianist beeldenstormer Cooper-Moore speelt op deze CD geen noot piano, wel "diddley bow, mouth bow, bango, voice", een reeks ongewone instrumenten, maar die op deze CD prachtig tot hun recht komen. Dit is freejazz met een hoog fungehalte met veel plezier in het spel zelf, maar ook in de muziek : ritmische complexiteit, hard blazen, en vooral het ongelooflijke samenspel op de korte maar rake stukken. Chad Taylor op drums is ongewoon sterk, maar ook Tsahar is schitterend, zelfs beheerst bij momenten, het gebeurt immers zelden dat je hem een "tune" hoort spelen. En dan is er Cooper-Moore die de ondersteunende begeleiding geeft met zijn instrumenten die zo uit een etnografisch museum lijken te komen. Dit is hard, funkend, en anders : de freejazz versie van Tom Waits, inclusief het teruggrijpen naar de traditionals, zoals in het tweede nummer "Ol' Saint Peter", waar Cooper-Moore godbetert op zingt, en zelfs niet slecht, beluister maar hieronder om u zelf een gedacht te kunnen vormen. Het is echter niet allemaal funky funky, er staan ook rustiger, zelfs ingetogen nummers tussen, zoals "Refuge" of emotioneel sterke zoals "Money Wars", maar genoeg gezeur : de muziek staat hieronder, oordeel zelf.

Luister naar de CD :

Turn It Up
Old Saint Peter
Human Interest
Electric Garden
Bones
Digital Primitives
Misanthropes
True To Life
Money Wars
Refuge
Back It Up


For the English version, click HERE

Ellery Eskelin - Quiet Music (Prime Source, 2006) ***


Saxofonist Ellery Eskelin brengt op deze dubbelaar inderdaad rustige muziek, maar laat de titel je niet verrassen, dit is geen easy listening, wel een permanent muzikaal zoeken naar nieuwe paden, maar inderdaad op een rustige beheerste manier. Eskelin wordt zoals op enkele vorige CD's begeleid door Jim Black op drums, Andrea Parkins op klavier en accordeon, maar dan met toevoeging van Jessica Constable op vocals, en op enkele nummers ook Philip Gelda op klavier en stem. En wat Eskelin met deze band doet, of wat deze band samen met Eskelin doet, is verbluffend. Herkenbare uitgangspunten, maar zeer anders gebracht, met hecht samenspel, ook in de onverwachte wendingen. Ik ben geen fan van gezongen jazz, en heb bijna een aversie van "vocalese", zingen zonder woorden, en dat verklaart de gemiddelde score die ik geef aan deze CD. Zonder de inbreng van Jessica Constable zou de muziek anders klinken, maar ik zou ze liever horen.

Klik Hier Voor Videobeelden van hun optreden in Antwerpen vorig jaar

For the English version, click HERE